
50 jaar Polo: het sportieve buitenbeentje uit Wolfsburg
Al vijftig jaar bewijst de Volkswagen Polo dat compact en karaktervol prima samengaan. Van je eerste auto tot liefhebbersobject, van zuinig stadsmaatje tot onverwacht sportief – de Polo heeft vele kanten. Je ziet hem in elke straat, op elke oprit en in iedere parkeergarage. De Polo Sprint bewees in 1983 dat zelfs een keurige hatchback een verborgen racehart kon hebben – compact, karaktervol en op zijn eigen manier briljant gestoord.
Vijftig jaar Polo betekende een halve eeuw aan compacte degelijkheid, slimme techniek en evolutie in kleine stapjes. Maar zo nu en dan waagde Volkswagen zich aan een veel grotere sprong. In 1983 bouwde het merk in stilte een eenmalig prototype dat de hele technische opzet van de Polo omkeerde. De motor verhuisde naar achteren en de voorwielaandrijving verdween – een concept dat niets meer met het origineel te maken leek te hebben. Dit was de Polo Sprint – een supersportwagen in het jasje van een brave hatchback.
Rebels hart
Volkswagen Forschung, de R&D-afdeling van het merk, kreeg carte blanche van de directie. De opdracht: kijk wat er gebeurt als je een standaard Polo 86C van zijn voorwielaandrijving ontdoet, de motor verplaatst naar achteren, en hem voedt met een enorme dosis extra vermogen. Het resultaat leek op een Polo II ‘Steilheck’, maar had het hart van een rebel. In plaats van een conventionele, voorin geplaatste viercilinder, monteerden de ingenieurs een luchtgekoelde 1,9-liter boxermotor achterin, dezelfde motor die dienst deed in de Volkswagen Transporter T3. Deze motor werd bovendien voorzien van elektronische injectie én een mechanische G40-compressor – dezelfde techniek die later op de Polo G40 zijn opwachting maakte.
Door alle aanpassingen leverde de motor 156 pk bij 5.750 toeren per minuut – ruim drie keer zoveel als de standaard 1.3 Polo van de tweede generatie. Daarmee was de Sprint tot grootse dingen in staat: van 0 naar 100 in acht tellen en door naar een top van 207 kilometer per uur. Niet slecht voor een hatchback die ooit bedoeld was als stadsauto. Je zou bijna vergeten dat het nog steeds een Polo was. Dat soort prestaties vroeg om meer dan alleen brute kracht. Volkswagen nam het chassis grondig onder handen, met verstevigingen en dikkere stabilisatorstangen om de carrosserie in het gareel te houden. Dankzij de uitgekiende gewichtsverdeling – de motor hing achter de achteras, terwijl de benzinetank en het reservewiel naar voren verhuisden – gedroeg de Sprint zich opvallend uitgebalanceerd. Accelereren ging moeiteloos, en de vijfbak werd tot het uiterste benut zonder gripproblemen.


Uiterlijk vertoon
Zelfs het uiterlijk schudde het keurige imago van zich af. Brede polyester wielkasten, luchtinlaten in de flanken, horizontale lamellen achter – het mocht dan een experiment zijn, het oog wilde ook wat. Rondom zaten schijfremmen, 13 inch Quartett-velgen en een aangepaste ophanging met stuggere dempers en dikkere stabilisatorstangen zorgden ervoor dat de techniek het uiterlijk bijhield. Zelfs de portieren en motorkap kregen kunststof panelen aangemeten, alsof het prototype alvast oefende voor een carrière als homologatiespecial. Vanbinnen bleef alles verrassend ingetogen. De sportstoelen boden net wat meer steun en waren bekleed met fleurig stof. Daarnaast een aangepaste klokkenwinkel, hier en daar een lapje alcantara, een driespaaks sportstuur en – jawel – het gebrul van de boxermotor dat van achteren kwam. Dat op zichzelf veranderde de rijbeleving al drastisch. Waar een gewone Polo vóór je leefde, gromde deze Sprint achter je rug. Niet subtiel, wel karaktervol.
Testplatform
De Sprint ontstond niet als grap of marketingstunt, maar als serieuze studie naar het gedrag van lichte, krachtige auto’s. Volkswagen wilde grip krijgen op... grip. Tractie. Rijgedrag. De Sprint bood een testplatform om precies dat te onderzoeken, los van de beperkingen van het voorwielaangedreven platform van de gewone Polo. Later leverde dat inzichten op voor de ontwikkeling van sportieve modellen, zoals de Polo G40. Buitenstaanders trokken al snel parallellen met Group B-raketten als de Renault 5 Turbo en Peugeot 205 T16; kleine hatchbacks met middenmotor, opgevoed voor het onverhard. Volkswagen-projectingenieur Jürgen Nitz hield de vergelijking graag op afstand: de Sprint was géén rallyauto in wording, maar een onderzoeksauto met racegenen – zonder raceplan.
De Polo Sprint kreeg zijn enige officiële optreden tijdens de Volkswagen-persconferentie van maart 1983 in Wolfsburg, als technische vingeroefening binnen een besloten setting. Geen brochures, geen beursoptredens, geen autotijdschrift dat ermee reed. Nu maakt hij onderdeel uit van de collectie van Volkswagen Classic in het AutoMuseum Volkswagen in Wolfsburg en is hij met regelmaat de gast op bijzondere feesten en partijen. Daar wordt hij alleen herkend door liefhebbers die het verhaal kennen achter dat oranje koetsje met zijn motor op de verkeerde plek.


